Ik ben momenteel bezig in het boek van Rem Koolhaas. Het is pittig Engels wat hij geschreven heeft; regelmatig moet ik mijn woordenboek erbij pakken.
Delirious New York behandeld de geschiedenis van Manhattan vanuit een architectonisch oogpunt. Als vanzelf staat dan de wolkenkrabber centraal. Wie Manhattan zegt, zegt hoogbouw. Wolkenkrabbers werden in het beginstadium meer gezien als uitgerekte huizen en dat is te zien aan het ontwerp. Steen en ramen in verticale vorm lijnen met bovenop een dak.
De grenzen opzoeken
De gemeentelijke planners kregen door dat architecten steeds hoger en groter wilden gaan bouwen. Zo zou er bijna geen zonlicht meer bij de naastgelegen gebouwen komen. Daarvoor verzon men de ‘zoning law’, waarin de maximale afmetingen die een wolkenkrabber mocht beslaan werden vastgelegd. Qua hoogte was er geen limiet; wel moest de oppervlakte van het gebruikte perceel in verhouding staan tot wat erop gebouwd werd om zo de zon ook een kans te geven.
Architecten pasten zich keurig aan, maar op een gegeven moment wil men maximaal rendement halen uit een lap grond. Wat doe je dan? Je maakt een maquette van de maximale afmetingen die jouw gebouw volgens de wetgeving mag hebben en schaaft er wat af om het geheel wat minder lelijk te maken. De opstellers van de zoning law worden zo onbedoeld tot architecten verheven.
Deze en veel meer architectonische anekdotes vind je in Delirious New York. Wat ik ook een interessante analyse vond is de volgende: wolkenkrabbers zijn eigenlijk twee piramides. Eén bestaat uit de liften en één daaromheen uit gebruiksoppervlak. Hoe hoger je bouwt, hoe meer de begane grond vol komt te staan met liften. Vandaar dat de meeste wolkenkrabbers naar boven toe afgekapt worden. Al heeft dit natuurlijk ook constructieve redenen.
Delirious New York is een boek wat iedere architect in de boekenkast zou moeten hebben staan, al was het alleen maar om de geschiedenis van Manhattan te kennen.
Van welk boek vind jij dat iedere architect het moet hebben?